De 6 Competenties van de kunstzinnig therapeut


Een competentie bestaat uit specifieke kennis, vaardigheden en innerlijke houding (attitude) die op het juiste moment worden ingezet.

In alle opleidingsjaren wordt aandacht besteed aan het oefenen van deze competenties. In de opleiding proberen wij deze competenties steeds aan jou voor te leven en we beseffen ons dat wij ook nog steeds leren.

We onderscheiden de volgende zes competenties voor een kunstzinnig therapeut: 


1. Beeldende vaardigheden:

  • Je beheerst verschillende beeldende vaardigheden zoals tekenen, houtskool, boetseren met klei, nat in nat schilderen, sluieren, schilderen en pastel. Je gaat respectvol om met de materialen. 
  • Je kunt je zelf uiten in deze materialen en gebruik van materiaal en werkwijzen overbrengen aan andere mensen.
  • Je schept innerlijk en uiterlijk een stimulerende ruimte en klimaat waarin andere mensen kunstzinnig kunnen werken. 
  • Je bent daarbij soms uitnodigend en soms sturend bij het inzetten, uitleggen en de uitvoering van de oefeningen en je gaat volwassen om met feedback op jouw handelen/uitleg/interventies.  


2. Fenomenologie: 

een kunstzinnige blik op levende en innerlijke processen:

  • Je bent in staat om op een fenomenologische wijze naar het werk van anderen te kijken en in woorden te karakteriseren wat je ziet en tegelijkertijd innerlijk ervaart. 
  •  Je kijkt en spreekt op een vrijlatende, positief kritische, ondersteunende en opbouwende wijze. 


3. Antroposofische menskundige en medische kennis:

  • Je kent en herkent de uitdrukking van de verschillende onzichtbare wezensdelen van de mens in de zichtbare wereld en in de uitingen van de menselijke innerlijke wereld. Daardoor ben je in staat om uit medische diagnoses, kunstzinnig werk en andere uitingen van mensen gezonde en ongezonde tendensen te herkennen. Met deze tendensen ga je in de therapie kunstzinnig aan de slag.
  • Je hebt een onbevangen houding ten opzichte van de verschillende geboden inzichten zowel de regulier natuurwetenschappelijke, de complementaire als de Antroposofische gezichtspunten. 
  • Mocht je een eigen praktijk als therapeut beginnen dan raden wij je aan een training medische basiskennis te volgen om de huidige medische manier van kijken en spreken je meer eigen te maken. 


4. Inzicht in de fasen van ontwikkeling:

  • Je hebt inzicht in de ontwikkelingsfasen van de aarde, de mensheid en de individuele mens.
  • Deze ontwikkelingsfasen vind je in het dagelijkse leven terug en zijn een belangrijke bron om gezonde en ongezonde tendensen te herkennen en deze in de therapie of begeleiding te gebruiken voor een volgende helende of ontwikkelingsstap. 
  • Je hebt het vermogen om de inzichten te relateren aan je eigen ontwikkelingsvragen en -stappen.


5. Vakgericht waarnemen en handelen in de praktijk:

  • Je kan een vakspecifieke diagnose stellen en deze naast de diagnose en/of vraag van de verwijzer gebruiken bij het opstellen van een behandelplan.
  • Je kan binnen de behandelkaders de benodigde beeldende kunstzinnige middelen toepassen in een therapeutisch proces zowel bij individuele therapie als bij het werken met groepen.
  • Je kan het therapeutisch proces en de resultaten daarvan schriftelijk documenteren.
  • Je kan het therapeutisch proces en de resultaten bespreken met cliënt, verwijzer en/of behandelteam.
  • Je kan de lopende therapie evalueren en indien nodig het behandelplan bijstellen.
  • Je kan een eindrapportage opstellen waarin ook het eventuele vervolg van het therapeutisch proces is aangegeven. 
  • Vanuit waarnemingsvermogen en inlevingsvermogen respectvol kunnen handelen vanuit betrokkenheid en distantie.


6. Therapeutische attitude:

  • Je kan reflecteren op het eigen handelen in relatie tot de client, de therapeutische relatie en de hierboven geformuleerde beroepseisen. Waar nodig formuleer je je eigen leervragen en onderneemt stappen om deze te hanteren.
  • Je neemt verantwoordelijkheid voor je eigen handelen en leert voortdurend bij. Je corrigeert waar nodig je inzichten en handelingen.
  • Je gaat prudent om met alle informatie die je van en over iemand hebt gekregen en spreekt of correspondeert daarover met niemand, tenzij in overleg en met uitdrukkelijke toestemming van je cliënt.